Het ‘relictenreservoir’ – wederom een term van Willem Frijhoff – waarmee we ons rariteitenkabinet kunnen vullen, is als het uitdijend heelal: oneindig. Als erfgoedprofessional is het mijn taak om in die schijnbaar grenzeloze collectie van verhalen, objecten en structuren enige vorm van ordening aan te brengen. Om tot die ordening van het materiaal te komen stel ik als eerste de vraag:
Welke relatie tussen publiek en erfgoed beoogt de opdrachtgever met het project tot stand te brengen?
Gaat het bijvoorbeeld om kennisoverdracht met enige distantie tot het verleden of staat de huidige betekenis en beleving van het erfgoed centraal. Is het de opdrachtgever juist te doen om de toekomstige beleving van historische gebieden of structuren?
Aangezien het onmogelijk is om alle historische verhaallijnen integraal te vertellen, maken we vervolgens een selectie.
Op basis van het beoogde publiek en de wijze van informatieoverdracht wordt een selectie van het materiaal gemaakt waarmee de content wordt bepaald.
De manier waarop deze content vervolgens wordt overgebracht op het publiek hangt sterk af van het gekozen medium. Diepgang, lengte en stijl van de informatieoverdracht dienen nauwkeurig samen te vallen met de fysieke presentatie van de content. Mensen lezen een tekst op een informatiebord wezenlijk anders dan een artikel op een website. Een video bekijken op een smartphone heeft een ander effect op het publiek dan 3D animaties in een multimediale expositie. In een wandelgidsje kan je meer bij details stilstaan, terwijl je op een kaart voor een fietsroute de grotere structuren en verbanden wil laten zien.
Informatieselectie en de beoogde relatie tussen publiek en erfgoed bepalen het uiteindelijke beeld dat we met de communicatie willen oproepen. Het is belangrijk om te beseffen dat het hierbij om een selectief beeld van de geschiedenis gaat.
Elke vorm van publiekscommunicatie heeft een doel waarmee het erfgoed een plek krijgt in het verleden, het heden of de toekomst.
Het kan zijn dat de boodschap van de opdrachtgever erop is gericht om bekendheid en draagvlak te vergroten omdat het desbetreffende erfgoed bedreigd wordt. De urgentie van je boodschap is dan evident. Aan de andere kant vraagt onbedreigd erfgoed ook om uitleg. Geen enkele bestuurder zal het in zijn hoofd halen om de Beemster vol te bouwen met woningen, maar waarom vinden we dat kaarsrechte polderlandschap zo bijzonder dat we er ook geen windmolens in willen plaatsen?
Zonder betekenisgeving blijft erfgoed een speeltje van een handjevol professionals en liefhebbers. Willen we erfgoed een plek geven in de toekomst, dan dienen we het publiek middelen te geven om dit erfgoed toe te eigenen, beleefbaar te maken. Hoe?
Door zinvolle connecties te leggen tussen het verleden en onze moderne leefwereld.
Daarnaast schept betekenisgeving ook een vooruitblik op de toekomstige waarde van erfgoed. Ik vind het belangrijk om de kwaliteiten van historische objecten of structuren te benoemen in relatie tot maatschappelijke en ruimtelijke veranderingen. Hoe geven historische relicten kwaliteit aan de eigen leefomgeving? Goede communicatie over erfgoed is verklarend, maar roept ook vragen op en zet het publiek aan het denken. Erfgoed is geen statisch geheel, maar is een ‘product’ van een culturele dynamiek zoals ik hierboven bij Visie heb uitgelegd. Ik nodig het publiek graag uit om deel te nemen aan dat dynamische proces van erfgoedvorming.