Over het Erfgoedkabinet

Visie Werkwijze Over Jephta Dullaart

  Visie

Monumenten, archiefstukken, museumschatten, folklore en dialect: het wordt tegenwoordig als cultureel erfgoed aangeduid. Maar wat is nu eigenlijk cultureel erfgoed? De bekende historicus Willem Frijhoff heeft het begrip eens als volgt gedefinieerd: “erfgoed is iets wat ons uit het verleden wordt toebedeeld met de opdracht er iets mee te doen en het door te geven aan de mensen die na ons komen”. De crux van het begrip erfgoed zit hem in “de opdracht er iets mee te doen”. Ten eerste betekent dit dat een gebouw, object of verhaal over bepaalde kwaliteiten beschikt waardoor het mensen aanspreekt. Dat het ‘iets doet’ met mensen. En vanuit deze emotie voelen we de behoefte om het te onderzoeken, betekenis te geven en te bewaren. Ten tweede impliceert het ook dat er zaken zijn waarmee we “niets doen”, waar we ons niet in verdiepen en niet de behoefte voelen deze zaken te koesteren.

Niet alles wat historisch is, is erfgoed. Alleen bepaalde objecten, plekken en tradities krijgen dat stempel.

Onze belangstelling voor erfgoed staat op gespannen voet met geschiedenis als wetenschap. Erfgoed zijn ‘stukjes geschiedenis’ die we een plek geven in ons moderne leven. Alleen om van te genieten, maar ook om aan anderen te laten zien wie wij zijn en waar we ons thuis voelen. Deze stukjes stellen we tentoon in ons nationale of regionale ‘rariteitenkabinet’: kijk dit is óns erfgoed, met deze zaken identificeert onze groep mensen zich. Om nog even bij Willem Frijhoff te blijven: “cultureel erfgoed valt niet samen met wat in het verleden zelf belangrijk werd gevonden. Het is een bepaalde visie op het verleden dat als zinvol voor de toekomst wordt gezien. Erfgoed is cultuur van en voor de toekomst.” Wie werkzaam of actief is in de erfgoedsector geeft mede vorm aan de cultuur van morgen. Het is niet raar om erfgoedprofessionals te zien als ‘cultuurmakers’, net als kunstenaars, muzikanten of schrijvers.

Museumzaal in het MAS, Antwerpen. Foto: Jephta Dullaart

 

Erfgoedselectie speelt zich af in het spanningsveld tussen deskundigen en overheidinstanties aan de ene kant en liefhebbers, burgers en ondernemers aan de andere kant. Soms vinden deze groepen elkaar in dit selectieproces, niet zelden staan deze groepen juist tegenover elkaar. In de publieke arena van inspraakbijeenkomsten en ingezonden stukken in de krant bevechten zij elkaars autoriteit en beoordelingsvermogen. De culturele dynamiek die bepaalt welke ‘stukjes geschiedenis’ tot erfgoed worden bestempeld is niet louter een prijzenswaardige bezigheid, want het proces gaat gepaard met in- en uitsluiten van bepaalde groepen en culturen. De erfgoedprofessional moet zich bewust zijn van dit sociale krachtenveld omdat het van invloed is op de betekenisgeving van historische verhalen en objecten.

Het is belangrijk om te beseffen dat erfgoed gemaakt wordt, een eindproduct is van een dynamisch en veelzijdig proces waaraan diverse partijen deelnemen.

De omgang met ons erfgoed leert dat opvattingen en waardeoordelen nogal kunnen veranderen in de loop van de tijd. Plekken waar eerst niet naar werd omgekeken, krijgen opeens waarde en betekenis. Tot aan de jaren tachtig spraken bijvoorbeeld architecten en stedenbouwkundigen zich laatdunkend uit over de neo-bouwstijlen uit de late negentiende eeuw. Belangrijke kerken en andere gebouwen van Cuypers zijn in de jaren zeventig haast zonder protest gesloopt. Dat kunnen wij ons nu niet meer voorstellen. De bouwstijl van Cuypers en tijdgenoten behoort inmiddels even goed tot de canon van de Nederlandse architectuur als het zeventiende-eeuws grachtenpand van Hendrick de Keyser.

Het opblazen van de Koepelkerk, vlakbij het Leidseplein. Foto: Guido Hoogewoud, 1972. Stadsarchief Amsterdam

Het opblazen van de Koepelkerk, vlakbij het Leidseplein. Foto: Guido Hoogewoud, 1972. Stadsarchief Amsterdam.


Authenticiteit en originaliteit zijn twee belangrijke aspecten in de constructie van erfgoed. Voordat we iets als erfgoed bestempelen, moeten we er van overtuigd zijn dat een plek of voorwerp écht uit de zeventiende eeuw komt of werkelijk geschilderd is door die bekende kunstenaar. Om in ons nationale rariteitenkabinet te kunnen worden opgenomen, moeten dingen over een eigenheid beschikken, oorspronkelijk zijn.

Zonder die claim op authenticiteit of originaliteit wordt de behoefte “om er iets mee te doen” een stuk minder urgent, zowel bij de erfgoedprofessional als bij het brede publiek.

De moderne consument is doordrenkt van dit onderscheid tussen echt en nep. Hoe groter de technische mogelijkheden voor reproductie en namaak, hoe bewuster de consument het échte wil. Deze tendens wordt wel verklaard met de theorie over de huidige ‘belevenis-economie’. Omdat tegenwoordig in de westerse wereld aan alle primaire behoeften is voldoen, zijn consumenten op zoek naar een ervaring. Museumbezoekers zijn op zoek naar een belevenis en het winkelend publiek naar producten met een authentiek verhaal. “Grootmoeders gehaktbal” of “gebrouwen volgens ambachtelijk recept” zijn veel gebruikte verwijzingen naar een familierecept of een eeuwenoude traditie. Het is niet zo maar een gehaktbal, maar eentje die door zijn historische relatie van extra positieve waarden en betekenis wordt voorzien.

Stilleven met groente, fruit en koperen ketel. Anoniem, 1907-1930. Fotocollectie Rijksmuseum.

 

Zo werkt het ook met erfgoed. Neem de vergeten groentenkas in de tuin van het Rijksmuseum. Hier verbouwt het museum oude Hollandse groenten, zoals pastinaak, schorseneren en aardperen. Deze agrarische nevenactiviteit van het museum is een illustratief voorbeeld van het moderne erfgoedselectie-proces: het voedsel dat eeuwenlang voor de armen was bestemd en op de stillevens in het museum te zien is, wordt zorgvuldig in een speciale kas geteeld en getoond. Hiermee zijn de groenten opgenomen in ons nationale rariteitenkabinet. Met deze nieuw verworven status kunnen de aardperen aan een cultuurminnende elite geserveerd worden in het chique museumrestaurant waar de chef-kok zich laat inspireren door de kunstschatten uit het Rijksmuseum. Het eten van Oudhollandse groenten is een culturele beleving geworden waarmee de consument in verbinding staat met voorgaande generaties.

Met het erfgoedstempel veroveren aardperen een plekje in het sterrenrestaurant.

De behoefte naar het directe en onmiddellijke contact met het verleden, door Johan Huizinga veelzeggend de “historische sensatie” genoemd, blijkt een succesvolle marketingtool te zijn. Veel consumenten zullen niet beseffen dat deze ervaring voor hun op een bepaalde manier wordt ingekleurd. Geen restauranteigenaar die zijn gasten in lompen gekleed laat aanschuiven bij een arme dagloners familie om vergeten groenten te kunnen proeven. Huizinga’s historische sensatie is gelukkig meer dan alleen marketing en commercie. Het kan ook zorgen voor duurzame verbondenheid met de eigen leefomgeving en een daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheid voor het erfgoed. Als erfgoedprofessional beschouw ik dat als een zeer gewilde bijvangst van het ‘trending topic’ dat erfgoed nu heet te zijn.

Panorama op de oude binnenstad van Antwerpen. Foto: Jephta Dullaart

 

  Werkwijze

Het ‘relictenreservoir’ – wederom een term van Willem Frijhoff – waarmee we ons rariteitenkabinet kunnen vullen, is als het uitdijend heelal: oneindig. Als erfgoedprofessional is het mijn taak om in die schijnbaar grenzeloze collectie van verhalen, objecten en structuren enige vorm van ordening aan te brengen. Om tot die ordening van het materiaal te komen stel ik als eerste de vraag:

Welke relatie tussen publiek en erfgoed beoogt de opdrachtgever met het project tot stand te brengen?

Gaat het bijvoorbeeld om kennisoverdracht met enige distantie tot het verleden of staat de huidige betekenis en beleving van het erfgoed centraal. Is het de opdrachtgever juist te doen om de toekomstige beleving van historische gebieden of structuren?

Aangezien het onmogelijk is om alle historische verhaallijnen integraal te vertellen, maken we vervolgens een selectie.

Op basis van het beoogde publiek en de wijze van informatieoverdracht wordt een selectie van het materiaal gemaakt waarmee de content wordt bepaald.

De manier waarop deze content vervolgens wordt overgebracht op het publiek hangt sterk af van het gekozen medium. Diepgang, lengte en stijl van de informatieoverdracht dienen nauwkeurig samen te vallen met de fysieke presentatie van de content. Mensen lezen een tekst op een informatiebord wezenlijk anders dan een artikel op een website. Een video bekijken op een smartphone heeft een ander effect op het publiek dan 3D animaties in een multimediale expositie. In een wandelgidsje kan je meer bij details stilstaan, terwijl je op een kaart voor een fietsroute de grotere structuren en verbanden wil laten zien.

Maquette van het 19de eeuwse Tokio in het Edo-Tokyo Museum, Japan. Foto: Jephta Dullaart

 

Informatieselectie en de beoogde relatie tussen publiek en erfgoed bepalen het uiteindelijke beeld dat we met de communicatie willen oproepen. Het is belangrijk om te beseffen dat het hierbij om een selectief beeld van de geschiedenis gaat.

Elke vorm van publiekscommunicatie heeft een doel waarmee het erfgoed een plek krijgt in het verleden, het heden of de toekomst.

Het kan zijn dat de boodschap van de opdrachtgever erop is gericht om bekendheid en draagvlak te vergroten omdat het desbetreffende erfgoed bedreigd wordt. De urgentie van je boodschap is dan evident. Aan de andere kant vraagt onbedreigd erfgoed ook om uitleg. Geen enkele bestuurder zal het in zijn hoofd halen om de Beemster vol te bouwen met woningen, maar waarom vinden we dat kaarsrechte polderlandschap zo bijzonder dat we er ook geen windmolens in willen plaatsen?

Zonder betekenisgeving blijft erfgoed een speeltje van een handjevol professionals en liefhebbers. Willen we erfgoed een plek geven in de toekomst, dan dienen we het publiek middelen te geven om dit erfgoed toe te eigenen, beleefbaar te maken. Hoe?

Door zinvolle connecties te leggen tussen het verleden en onze moderne leefwereld.

Daarnaast schept betekenisgeving ook een vooruitblik op de toekomstige waarde van erfgoed. Ik vind het belangrijk om de kwaliteiten van historische objecten of structuren te benoemen in relatie tot maatschappelijke en ruimtelijke veranderingen. Hoe geven historische relicten kwaliteit aan de eigen leefomgeving? Goede communicatie over erfgoed is verklarend, maar roept ook vragen op en zet het publiek aan het denken. Erfgoed is geen statisch geheel, maar is een ‘product’ van een culturele dynamiek zoals ik hierboven bij Visie heb uitgelegd. Ik nodig het publiek graag uit om deel te nemen aan dat dynamische proces van erfgoedvorming.

Screen Shot 2015-01-30 at 16.09.27

Manufaktura, herbestemming van oude textielfabrieken in Lodz. Foto: Jephta Dullaart

  Over Jephta Dullaart

Ik weet nog goed dat ik als Amsterdams jongetje met mijn grootvader in de tram zat. Hij vertelde ronduit over de plekken waar we voorbij reden en in mijn herinnering hing de hele tram aan zijn lippen. Iets van die magie om met de geschiedenis in contact te komen is blijven hangen, want na de middelbare school koos ik voor een studie kunstgeschiedenis. Eerst aan de Universiteit van Amsterdam (doctoraal 2003, cum laude) daarna gevolgd door een postdoctorale opleiding aan het Courtauld Institute of Art in Londen (MA 2005). Mijn interesse en kennis over de Hollandse meesters uit de Gouden Eeuw brachten mij voor een internship naar de National Gallery of Art in Washington DC. Hier heb ik twee jaar gewerkt als assistent van conservator Arthur Wheelock. Mijn laatste baan in de ‘kunstwereld’ was bij het veilinghuis Sotheby’s in Amsterdam, ditmaal als expert Old Master paintings.

In 2009 besloot ik het roer om te gooien. Oude Meesters werden verruild voor het gebouwde erfgoed. Aan de VU en Universiteit Utrecht heb ik vakken gevolgd over stedenbouw en landschapsarchitectuur, historische geografie en architectuuranalyse. 
In 2009 en 2010 kreeg ik de kans om grondig onderzoek te doen naar herbestemmingsprojecten in Amsterdam. Dit onderzoek was ter voorbereiding op de eindpublicatie van de campagne ‘Nieuw Leven voor Oude Gebouwen’ van Stichting Agora Europa waarvoor ik enkele hoofdstukken heb geschreven en vele interviews met direct betrokkenen heb afgenomen.

In 2010 heb ik New Urbanity opgericht, een onderzoeksbureau op het gebied van cultuurhistorie, stadsontwikkeling en herbestemmingsprojecten. In 2011 ben ik als freelancer voor Oneindig Noord-Holland gaan werken. Voor dit digitale platform over cultureel erfgoed in Noord-Holland heb ik vele verhalen geschreven, routes ontwikkeld en e-magazines gemaakt. Kort samengevat heb ik mij in de afgelopen 5 jaar getransformeerd van kunsthistoricus naar allround erfgoedprofessional met een liefde voor contentontwikkeling en organisatie. Onder de naam van Het Erfgoedkabinet (sinds 2015) verbind ik mijn eigen professionele verleden met een nieuwe, scherpere focus op de toekomst.